We hebben allemaal een bril op.
We hebben allemaal een denkbril waarmee we de wereld inkijken.
Onze denkbril bepaalt hoe we de wereld zien; onze denkbril bepaalt wát we zien en hóe we het zien.
Onze denkbril kleurt en filtert alles wat we waarnemen.
We zien nooit de wereld, we zien altijd onze perceptie en interpretatie van de wereld.
We kijken altijd tegen ons denken aan.
Dat gebeurt volautomatisch en in alle onschuld. Zo werken we als mens nou eenmaal.
We kijken ook naar elkaar door onze denkbril.
We zien nooit de ander, we zien altijd onze perceptie en interpretatie van de ander.
Met elk label dat we aan een ander geven, komt er een extra denklaagje op het glas van onze denkbril. Dan kijken we door het bedachte label naar die ander. Dan kunnen we de ander niet meer goed zien maar dan zien we het label. Dan kunnen we niet meer goed zien wat er in het moment te zien is.
Een uitspraak van schrijver Erik van Zuydam vind ik in dit kader erg treffend:
“Hoe sneller je labels plakt op mensen of gebeurtenissen, hoe oppervlakkiger en doodser je werkelijkheid wordt en hoe minder je in staat bent om verbinding te maken met de levende realiteit van het ogenblik.”
In tegenstelling tot een leesbril of een bril voor veraf kunnen we onze denkbril niet afzetten.
Maar we kunnen ons wel realiseren dat we hem ophebben.
Waardoor het wat makkelijker kan worden om er ‘doorheen’ te kijken.
Waardoor we beter kunnen zien wat er in het moment te zien is.
Waardoor we elkaar niet vastleggen.
Maar met een open blik naar elkaar kunnen kijken.